Het Colosseum was het grootste amfitheater in het Romeinse rijk. 50 000 enthousiaste toeschouwers konden er exotische roofdieren, veroordeelde misdadigers en gladiatoren zien optreden.
Drie keizers bouwden aan het Colosseum: Vespasianus begon in het jaar 75 met de bouw, maar stierf voor het was afgewerkt. Titus, de zoon van Vespasianus, voltooide het werk. Domitianus, de jongere broer van Titus, breidde het gebouw uit met een kelderstelsel.
Bijna vijf eeuwen lang werden er voorstellingen gehouden. Historici denken dat er zo’n 500 000 mensen omkwamen in de arena.
Er stonden 160 standbeelden van goden en keizers. De ogen van de beelden werden vaak afgedekt om ze het bloedvergieten te besparen. Ernaast stond ook een kolossaal beeld van wel 35 meter hoog. Keizer Commodus liet het hoofd van de Colossus verwijderen (hij was niet de enige). Hij verving het door een met zijn eigen gezicht, en als opschrift ‘Overwinnaar van duizenden gladiatoren’. Hij stond bekend om zijn optredens als gladiator … (reconstructietekening, Rome).
Naast het Colosseum bevond zich de gladiatorenschool. Op het binnenplein konden de Romeinen gaan kijken naar de gladiatorentrainingen. Dit Ludus Magnus was met een ondergrondse gang verbonden met de arena (reconstructietekening, Rome).