De Romeinen waren verzot op het paardenrennen en daarvoor bouwden ze het Circus Maximus. Doorheen de eeuwen werd het verschillende malen onder handen genomen: langer, breder, met keizerlijke loges en stenen tribunes.
Wedstrijden werden plechtig geopend. Beelden van goden en godinnen werden naar het Circus Maximus gebracht.
Er waren steeds vier teams die streden voor de overwinning: het blauwe, het witte, het groene en het rode team. Een wedstrijd kon er heftig aan toe gaan. Het gevaarlijkste punt was wanneer de wagens een bocht moesten nemen. Niet zelden stierf een wagenmenner nadat zijn wagen kantelde …
De toeschouwers konden een gokje wagen op hun favoriet. Na zeven rondes wisten ze wie er gewonnen had.
Het werd gebruikt tot in de 6de eeuw en in de eeuwen daarna raakte het in verval.
De kalender van de stad Rome kende meer dan 150 feestdagen. Keizers konden zich op die dagen populair maken door het geven van wagenrennen en andere spelen. Het wagenrennen werd gehouden in een van de vele circussen in de stad. Het oudste en grootste is het Circus Maximus (letterlijk ‘grootste circus’).
Het Circus Maximus was drie verdiepingen hoog en aan de buitenzijde waren talrijke winkeltjes en gokkantoren gevestigd. Er was plaats voor zo’n 150 000 toeschouwers om naar een wedstrijd te kijken. Ter vergelijking: het grootste stadion van Europa staat in Barcelona en heeft 99 000 plaatsen (foto huidige staat van het Circus Maximus, Rome).