De dichter Ovidius (1ste eeuw v.C. – 1ste eeuw n.C.) heeft een afspraakje met zijn liefje in het Circus Maximus (uit Liefdesgedichten, III, 2)
Ik benijd de bestuurder van de wagen die jouw favoriet is: hij heeft het geluk dat jij aandacht voor hem hebt. Als mij dat te beurt valt, zal ik als een held op de wagen stappen en zullen de paarden mij uit de startbox meesleuren. Ik zal soms de teugels vieren en hen de zweep laten voelen, en een andere keer langs het keerpunt schampen met mijn binnenwiel. Waarom probeer je van mij weg te schuiven? Vergeefse moeite: de bank dwingt ons naast elkaar te zitten. Zitplaatsen zijn smal, dat voordeel biedt de racebaan. Maar jij daar, die rechts naast haar zit, geef het meisje toch ruimte. Ik wil niet dat je haar aanraakt. En ook jij die achter haar zit, houd je benen bij je. Wees niet zo grof, duw je harde knie niet in haar rug. Pas op, liefje, je mantel hangt te laag, de zoom ligt in het looppad. Trek hem wat op, of zal ik hem met mijn vingers optillen? Wat zou er gebeuren als ik je benen zag? Ik denk dat ook de rest mij zou behagen die nu onder je dunne kleed verborgen is en onzichtbaar blijft. De ambtenaar heeft de vierspannen uit hun startbox de baan op gestuurd. Ik zie je favoriet: degene die jij het liefste hebt, zal zeker winnen. Het lijkt wel of de paarden begrijpen wat jij wilt. Maar lieve hemel, hij neemt met een veel te ruime bocht het keerpunt. Wat doe je nu? Je concurrent komt met zijn wiel vlakbij. Wat doe je, dwaas? Je verwoest de wensen van mijn lief. Trek alsjeblieft de teugels met je linkerhand strak aan. We wedden hier op een zwakkeling! Burgers, vraag om een nieuwe start. Zwaai met jullie toga’s, geef het teken. Ja hoor, ze blazen het af. Maar dat gezwaai verwart je kapsel. Kom, zoek maar met je hoofd dekking aan mijn borst. De startbox staat weer open en de deurtjes geven vrij baan. De kleurige stoet vliegt weg, de paarden gaan voluit. Ja! De wens van mijn geliefde wordt vervuld, nu nog de mijne. Zij heeft de zegekans, nu moet ik de zege nog binnenhalen. Ze lacht en belooft met haar twinkelende oogjes iets. Dat is genoeg voor nu. De rest krijg ik wel elders.