De fabels van Phaedrus deel 1

 

Aesopus heeft als eerste fabels gecreëerd.
Die stof heb ik tot poëzie gemodelleerd.
Mijn boekje biedt u twee geschenken: naast een lach
geeft het u tevens wijze raad voor alledag.
Bespaar me uw kritiek als het u tegenstaat
dat ik naast dieren soms ook bomen spreken laat;
bedenk dat het om luchtige verzinsels gaat.

uit Phaedrus, Fabulae I proloog, vertaling J. Nagelkerken

Phaedrus In het begin van de keizertijd bewerkte de Romein Phaedrus (40 v. Chr. – na 31 na Chr.) veel van Aesopus’ fabels tot Latijnse gedichten. Phaedrus was een Macedoniër, die als vrijgelatene aan het hof van Augustus en Tiberius verbleef. Zijn fabels bevatten subtiele maatschappijkritiek. Mogelijk als gevolg hiervan werd hij een tijdje uit Rome verbannen. In zijn fabels horen we de stem van de arme Romein, die geconfronteerd wordt met de rijke, heersende klasse. De fabels van Phaedrus zijn geschreven in verzen: dat kan de verrassende woordvolgorde en de woordkeuze verklaren.

rānā° et bos: bove°, Phaedrus

Inops°, potentem dum vult imitārī°, perit.


In prātō° quondam rāna cōnspexit bovem
et tacta invidiā tantae magnitūdinis°
rūgōsam° īnflāvit° pellem. Tum nātōs° suōs
interrogāvit° num° bove esset lātior.
Illī negārunt°. Rūrsus intendit° cutem°
māiōre nīsū°, et similī quaesīvit modō
quis māior esset°. Illī dīxērunt ‘bovem’.
Novissimē° indignāta°, dum vult validius
īnflāre sēsē°, ruptō° iacuit corpore.

Phaedrus, Fabulae I, 24